
Jurisprudentie
BJ3394
Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903622/2/H1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2009-07-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903622/2/H1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 7 juli 2003, voor zover thans van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Schijndel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een woning op het perceel [locatie] te Schijndel.
Uitspraak
200903622/2/H1.
Datum uitspraak: 16 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 april 2009 in zaak nr. 08/1991 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Schijndel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2003, voor zover thans van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Schijndel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een woning op het perceel [locatie] te Schijndel.
Bij besluit van 30 juli 2008 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2009, hoger beroep ingesteld. Deze heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 24 juni 2009.
Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 7 juli 2003 gedeeltelijk herroepen.
[vergunninghouder] en [belanghebbende] (hierna: [vergunninghouder]) en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juli 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. D.A.C. Janssen, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.M.M. van Tilborg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. J.C.W. van Eekeren, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het college binnen twee weken alsnog een volledig besluit op het gemaakte bezwaar neemt door de verleende bouwvergunning te herroepen.
2.2. Het spoedeisend belang van [verzoeker] is, zoals deze ter zitting nader heeft toegelicht, gelegen in het ten behoeve van een bij het college ingediend handhavingsverzoek en een civielrechtelijke procedure verkrijgen van een titel voor afbraak van hetgeen met benutting van de bouwvergunning is gerealiseerd. In het midden latend of hetgeen [verzoeker] met betrekking tot het besluit van 30 juni 2009 heeft betoogd in het bodemgeschil zal slagen, is in dat betoog geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat uiteindelijk zal blijken dat hetgeen is opgericht daar niet zal mogen blijven. Daartoe wordt overwogen dat inmiddels een ontwerp bestemmingsplan in procedure is gebracht dat bedoeld is om het met benutting van de verleende bouwvergunning gebouwde te legaliseren en geen reden bestaat om op voorhand aan te nemen dat dat plan niet zal worden vastgesteld of, indien vastgesteld, rechterlijke toetsing niet zal kunnen doorstaan. Gelet hierop, komt aan het belang van [verzoeker] geen zodanig gewicht toe, dat het thans het treffen van de door hem verzochte voorziening rechtvaardigt.
2.3. Gelet op het vorenstaande, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009
392.